COMPOSER, CONDUCTOR, DOCENT, JURY MEMBER FROM HASSELT, BELGIUM

Deze mis werd gecomponeerd in 1994 in opdracht van het koor Jubilate uit Lanaken.
Aan de vooravond van de geboorte van Europa vierde dit koor haar 40-jarig bestaan. De opdracht was een nieuwe concertmis te schrijven voor koor,soli en orkest naar het voorbeeld van de Krönungsmesse van Mozart.
Deze orkestbezetting lag aan de basis van de 30 minuten durende Europese mis.
De premièreuitvoering in oktober ’94 werd opgenomen door de Nederlandse KRO radio 4.

Het Kyrië vertrekt vanuit archaïserende wendingen in litanie-stijl, waarbij het Kyrië-hoofdthema gebouwd is op 6 tonen als symbool van de 6 landen die aan de basis liggen van de EG. Het eerste dramatisch hoogtepunt wordt het Christe, waarin het koor de erg obsederende smeekbede gestalte geeft in ‘6’ verschillende structuren.

Het doorgecomponeerde Gloria krijgt een erg triomfantelijke aanzet . Een optimale wisselwerking tussen de solisten en het koor vormt de rode draad in ht geheel. Het fugatische Cum sancto spiritu mondt uit in een kort maar krachtig Amen.

Het in 7/8 genoteerde Sanctus krijgt een aparte uitstraling door de vinnigheid en de stuwing  binnen de ritmiek. Het Hosanna wordt geleid door een wisselende accentuering in de ostinatobegeleiding.
De inleiding van de cello brengt ons in de juiste ingetogen sfeer van het erg melodisch getinte Benedictus dat gevolgd wordt door een spetterende herneming van het Hosanna.

Het melodische element staat ook centraal in het eerste deel van het Agnus Dei ,dat aangezet wordt door de twee mannelijke solisten  en geschreven is in een ABA-vorm.
In het Dona nobis pacem komt er geen feestelijke afsluiting maar een dringende vraag- aangegeven door het koor- naar de echte vrede, in confrontatie met de koraalzetting in de 4 solopartijen. Deze dualiteit zorgt voor een erg dramatisch spanningsveld  van waaruit de bassolist nog een laatste maal op en ingetogen wijze het Dona nobis pacem herhaalt.

Het orkest vervult een erg kleurrijke rol terwijl het solistenaandeel volledig verweven wordt in de functie van het koor. De toonspraak blijft tonaal en toegankelijk met veel aandacht voor een melodische ontwikkeling in een ritmisch vuur.